Verbind je met ons

Europees parlement

Het Europese Parlement reduceren tot een 'tandeloze' beschermer 

DELEN:

gepubliceerd

on

We gebruiken uw aanmelding om inhoud aan te bieden op manieren waarmee u heeft ingestemd en om ons begrip van u te verbeteren. U kunt zich op elk moment afmelden.

Parlementaire vragen worden beschouwd als een sleutelelement in het democratische controleproces, een snelle en gemakkelijke manier om politieke leiders en de agentschappen onder hun controle te dwingen verantwoording af te leggen voor hun daden, om de rechten van burgers te verdedigen en als een gemakkelijke bron van informatie voor burgers. en media over wat er achter gesloten deuren gebeurt. Onlangs zijn er gezamenlijke inspanningen geleverd om het gebruik van parlementaire vragen in het Europees Parlement terug te dringen. Die inspanningen zijn opvallend succesvol geweest, schrijft de voormalige Ierse minister van EU-zaken Dick Roche.

Gestage groei en snelle achteruitgang

Tussen 1995 en 2005 groeide het aantal schriftelijke parlementaire vragen dat in het EU-Parlement werd ingediend gestaag. In 1995 werden iets minder dan 3500 PQ's ingediend. In 6,284 steeg dat naar 2005. In 2015 piekte dat aantal op een kleine 15,500.  

Sindsdien is het aantal vragen dramatisch gedaald. In 2016 daalde het aantal geschreven PQ’s naar 9,465, een daling van 40%. In 2020 was dit aantal met meer dan 50 procent gedaald. In 2023 werden slechts 3,703 vragen verwerkt, minder dan een kwart van de vragen in 2015. 

Het recht van EP-leden om schriftelijke vragen in te dienen is streng beperkt. Een Europarlementariër mag gedurende een periode van drie maanden maximaal twintig vragen indienen. Bovendien moeten ontwerp-PQ's door de president worden goedgekeurd voordat ze voor reactie naar de Commissie worden doorgestuurd. 

Waar soortgelijke vragen al zijn ingediend, worden de leden van het Europees Parlement 'aangemoedigd' om niet verder te gaan en óf te verwijzen naar een antwoord dat al is gegeven, óf om het antwoord af te wachten op een vraag die nog in behandeling is. 

Hoewel er in alle parlementen regels bestaan ​​die de inhoud van parlementaire vragen regelen, is de bereidheid van de leden van het Europees Parlement om zich te onderwerpen aan de 'zelfcensuur' die in het EU-Parlement wordt uitgeoefend, moeilijk voorstelbaar elders. 

advertentie

Het proces van het 'aanmoedigen' van leden van het Europees Parlement om geen legitieme vragen te stellen, heeft aanzienlijke nadelen. Naast het huiveringwekkende effect op het nastreven van kwesties die leden van het Europees Parlement als belangrijk beschouwen, betekent deze praktijk dat de mate van bezorgdheid die over een kwestie bestaat, of de geografische reikwijdte van die bezorgdheid, niet wordt weerspiegeld in de parlementaire verslagen.  

Deze aanpak gaat er ook van uit dat het antwoord dat op één lid van het Europees Parlement is gericht, tegemoetkomt aan de zorgen van andere leden. Het is een handige uitlaatklep voor de Commissie die het voortdurend kritisch ondervragen van kwesties ontmoedigt.

Mondelinge vragen en vragenuur

De regels van het EU-Parlement inzake mondelinge parlementaire vragen en vragenuur zijn buitengewoon restrictief. 

Vragen met het oog op een “mondeling antwoord met debat” moeten worden voorgelegd aan de Voorzitter van het Parlement, die ze doorverwijst naar de Conferentie van voorzitters, die beslist over de vragen die op de agenda van het Parlement komen te staan. De kwesties die op de agenda moeten worden geplaatst, moeten ten minste één week vóór de zitting van het Parlement waarop zij zullen worden behandeld, aan de Commissie worden voorgelegd. Bij vragen aan de Raad bedraagt ​​de opzegtermijn drie weken. In 57 werden er in het EU-Parlement slechts 2023 mondelinge vragen gesteld. 

Het vragenuur, zo vaak is de focus van de publieke aandacht in de nationale parlementen een strak ingeperkte aangelegenheid in het EU-Parlement. Tijdens elke vergaderperiode kan een vragenuur worden gehouden voor een duur van maximaal 90 minuten, over een of meer specifieke horizontale thema's waarover de Conferentie van voorzitters een maand vóór de vergaderperiode moet beslissen.'

EP-leden die zijn geselecteerd om deel te nemen aan het vragenuur, krijgen één minuut de tijd om hun vragen te stellen. De commissaris heeft twee minuten de tijd om te antwoorden. Het EP-lid heeft 30 seconden voor een aanvullende vraag, en de commissaris heeft twee minuten om te antwoorden.  

Trage en slordige reacties

De effectiviteit van het PQ-systeem in het EU-Parlement wordt verder ondermijnd door trage responstijden en buitengewoon slordige antwoorden. 

Antwoorden op “prioritaire vragen” moeten binnen drie weken worden beantwoord. Overige vragen moeten binnen zes weken worden beantwoord. Deze tijdsdoelen worden vaker overschreden dan dat ze worden nageleefd. 

Er is ook brede kritiek op de kwaliteit van de reacties van de Commissie. De antwoorden worden bekritiseerd omdat ze de aan de orde gestelde kwesties ontwijken, als onvolledig, misleidend, afwijzend, niet zelden grenzend aan respectloos en soms gewoonweg vals. 

Al deze zwakke punten zijn onlangs aangetoond bij de behandeling van parlementaire vragen met betrekking tot een rapport dat in maart 2023 is opgesteld door de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen, EIOPA. [ https://www.eureporter.co/world/romania/2024/01/25/keeping-the-european-parliament-in-the-dark-about-eiopa/ ]

Tussen maart 2023 en februari 2024 beantwoordde de Commissie twaalf vragen met betrekking tot EIOPA. De meeste reacties voldeden niet aan de termijn van zes weken. De gegeven antwoorden waren defensief, ontwijkend of beide. 

Alle reacties kunnen redelijkerwijs als ontoereikend worden omschreven. Door de Commissie in sommige PQ-antwoorden aangehaalde links leidden naar documenten waarvoor 'toegang werd geweigerd' of waarvan belangrijke paragrafen waren geredigeerd. Toegang tot het EIOPA-rapport zelf werd geweigerd.

Na een aantal maanden vragen te hebben beantwoord, bekende de Commissie dat zij het EIOPA-rapport niet had gezien. In antwoord op een vraag hoe zij refereerde aan de in een rapport geuite zorgen die zij nog niet had gezien, suggereerde de Commissie dat “hieruit kon worden afgeleid dat EIOPA” zorgen had in de zaak. 

In verschillende reacties verklaarde de Commissie dat zij “geen enkel bewijs had ontvangen van onregelmatigheden met betrekking tot de voorbereiding of inhoud van het EIOPA-rapport.” In geen van de vragen waarop deze lijn in de antwoorden van de Commissie naar voren werd gebracht, werden onregelmatigheden aangevoerd. Waarom de Commissie het nodig achtte een beschuldiging te ontkennen die niet was geuit, is onduidelijk. 

Het lijkt eerlijk om te zeggen dat de strekking en inhoud van de PQ-reacties in geen enkel nationaal parlement zouden worden getolereerd.

Het EU-Parlement tandeloos maken. 

Het parlementaire vragensysteem in het EU-Parlement is zwak. De drang om het vermogen van het Europees Parlement om de Commissie en andere agentschappen via parlementaire vragen ter verantwoording te roepen aan banden te leggen, is niet, zoals men zou verwachten, volledig van de Commissie afkomstig: zij had sterke steun binnen het parlement.

Dat bleek in 2015 uit een Kamervraag van de schaduwrapporteur over de begroting 2016 van de S&D-fractie [ https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/P-8-2015-006180_EN.html ]. 

Het EP-lid dat de vraag indiende, verwees naar “de vloed aan schriftelijke vragen (die) een enorme last moet zijn voor de Commissie” en eiste de eer op voor het overtuigen van “de belangrijkste politieke groeperingen om een ​​consensus over de kwestie te bereiken” om de groei van de PQ’s om te keren, waardoor De leden van het Europees Parlement moeten zich ‘concentreren op hun voornaamste taak: wetgevend werk’.

De steun voor het verzwakken van het PQ-systeem vanuit het Parlement was opnieuw zichtbaar in een nota uit 2014 van een hoge stafmedewerker van het parlement, waarin de noodzaak werd benadrukt om de toegang tot sommige EP-activiteiten, waaronder het indienen van schriftelijke vragen, te “beperken”.

De passiviteit waarmee de leden van het Europees Parlement de pogingen hebben aanvaard om het gebruik van PQ’s te onderdrukken is opvallend. Het is moeilijk voor te stellen dat leden van de nationale parlementen de onderdrukking van PQ’s zouden aanvaarden, laat staan ​​bepleiten.  

Door toe te staan ​​dat het PQ-systeem wordt verzwakt, zonder te eisen dat er een even flexibel en krachtig alternatief voor in de plaats komt, hebben de leden van het Europees Parlement ervoor gezorgd dat het Europees Parlement een tandeloze bewaker is geworden. 

Wanneer het nieuwe Parlement na de verkiezingen van juni wordt gevormd, zal er voor de nieuwe leden een gelegenheid zijn om te overwegen de PQ-regelingen die van toepassing zijn in het Tiende Parlement te versterken. Het zal interessant zijn om te zien of de ‘klas van 2024’ de uitdaging aangaat. 

Dick Roche is een voormalige Ierse minister van EU-zaken en voormalig minister van het EU-Parlement. Hij diende tussen 1987 en 2011 in Dail Eireann en Seanad Eireann

Deel dit artikel:

EU Reporter publiceert artikelen uit verschillende externe bronnen die een breed scala aan standpunten uitdrukken. De standpunten die in deze artikelen worden ingenomen, zijn niet noodzakelijk die van EU Reporter.

Trending